Den Haag, Geschiedenis van de stad
Vroegste tijd tot 1574
Eindredactie J.G. Smit
Waanders Uitgevers, 2004
De aankoop in 1229 van een hoeve land door graaf Floris IV van
Holland heeft waarschijnlijk aan de wieg gestaan van de huidige
stad Den Haag. Sinds het late Neolithicum hadden hier al, op de
door zee en wind gevormde strandwallen en strandvlakten,
mensen gewoond en gewerkt. Van de vroegste bewoners hebben
de Romeinen en de Cananefaten de duidelijkste sporen nagelaten.
De vestiging in de dertiende eeuw van een grafelijk hof en de
bouw van twee representatieve ruimten in het relatief lege gebied
achter de duinen, zijn van beslissende betekenis geweest voor de
uitbouw van het dorp Die Haghe.
De bouw van de Oude Zaal en de Grote Zaal - meer bekend onder
de romantische naam Ridderzaal - door Willem II en Floris V
betekende dat de graven kozen voor een residentie die buiten de
grote steden was gelegen. Zij regelden ook dat Den Haag
bestuurlijk en kerkelijk werd losgemaakt van Monster. Het
grafelijke hof zorgde voor veel werkgelegenheid. Daarnaast moet
Den Haag ook een eigen groei hebben doorgemaakt. Het
inwonertal lijkt in een eeuw tijd, tussen 1369 en 1475,
vervijfvoudigd te zijn. Landbouw, veeteelt, (vis)handel en
(laken)nijverheid verschaften veel werk.
Toen na het uitsterven van de oude grafelijke families hun
opvolgers de voorkeur gaven aan meer centraal en zuidelijk
gelegen residenties, bleven in Den Haag de bestuursorganen van
het graafschap Holland gevestigd. De plaats werd daarmee in de
loop van de vijftiende eeuw steeds meer een centrum van
ambtenaren, waar veel inwoners leefden van dienstverlening en
toelevering. Aan het relatief welvarende Den Haag kwam in de
beginjaren van de Opstand een abrupt einde door plunderingen
en het vertrek van veel welgestelde inwoners.
(Bovenstaande tekst komt van de achterkant van het boek)
