Archeologie in Gelderland
Ruud Borman
Uitgeverij Terra, 1981
Al eeuwen lang zijn mensen in Gelderland
op zoek geweest naar hun verre voorouders,
of liever gezegd naar wat deze in de
grond waarop zij eens leefden achterlieten.
Aanvankelijk groef men slechts naar voorwerpen
van kunstzinnige waarde. Later
ging men zich ook voor andere zaken die
de bodem verborg interesseren. Geleidelijk
aan groeide het besef dat die bodem ontzettend
veel gegevens omtrent het dagelijks
leven in vroeger tijden bewaarde. De gegevens
verschaften niet alleen de oude
gebruiksvoorwerpen of fragmenten daarvan
maar konden ook worden afgelezen uit allerlei
grondverkleuringen die het werk van
de mens in het verleden verraadden. Door
het bestuderen van fossiele stuifmeelkorrels
kreeg men een beeld van de flora in
verschillende tijdperken. Middels de C14-methode
kon men tot vrij exacte dateringen
van archeologische vondsten komen. Langzaam
maar zeker werd het beeld van pre-
en protohistorie zichtbaar. Tot op de dag
van vandaag worden nieuwe vondsten
gedaan en kan dit beeld verder aangevuld
worden. Soms gaat het om een handjevol
potscherven, een andere keer om een Romeins
schip. Ook steeds meer mensen
raakten bij de speurtocht naar het verleden
betrokken. Telde ons land aan het begin
van deze eeuw nog maar één
beroepsarcheoloog, nu zijn er alleen al in Gelderland
zo'n vijf actief om nog maar niet te spreken
van de ongeveer vijfhonderd bij verschillende
verenigingen aangesloten amateurarcheologen
in deze provincie. Al die
speurders van vroeger en nu maakten het
mogelijk dat een redelijk sluitend verhaal
over het grijze verleden van Gelderland
geschreven kon worden, een verhaal dat door
het voortgaande onderzoek ongetwijfeld
binnen afzienbare tijd weer op tal van
punten gewijzigd en aangevuld zal moeten
worden. Er valt nog veel te ontdekken en
uit te pluizen en de rechtgeaarde
archeoloog zit daar niet passief op te wachten.
(Bovenstaande tekst komt van de achterkant van het boek)
